doortrekken

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology 1

[edit]

From door- +‎ trekken.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌdoːrˈtrɛkə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: door‧trek‧ken
  • Rhymes: -ɛkən

Verb

[edit]

doortrekken

  1. (transitive) to permeate, to pervade
  2. (transitive) to penetrate
Conjugation
[edit]
Conjugation of doortrekken (strong class 3b, prefixed)
infinitive doortrekken
past singular doortrok
past participle doortrokken
infinitive doortrekken
gerund doortrekken n
present tense past tense
1st person singular doortrek doortrok
2nd person sing. (jij) doortrekt, doortrek2 doortrok
2nd person sing. (u) doortrekt doortrok
2nd person sing. (gij) doortrekt doortrokt
3rd person singular doortrekt doortrok
plural doortrekken doortrokken
subjunctive sing.1 doortrekke doortrokke
subjunctive plur.1 doortrekken doortrokken
imperative sing. doortrek
imperative plur.1 doortrekt
participles doortrekkend doortrokken
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Etymology 2

[edit]

From door +‎ trekken.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈdoːrˌtrɛkə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: door‧trek‧ken

Verb

[edit]

doortrekken

  1. (transitive) to flush (a toilet)
    Synonym: doorspoelen
  2. (transitive) to extend (make longer)
Conjugation
[edit]
Conjugation of doortrekken (strong class 3b, separable)
infinitive doortrekken
past singular trok door
past participle doorgetrokken
infinitive doortrekken
gerund doortrekken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular trek door trok door doortrek doortrok
2nd person sing. (jij) trekt door, trek door2 trok door doortrekt doortrok
2nd person sing. (u) trekt door trok door doortrekt doortrok
2nd person sing. (gij) trekt door trokt door doortrekt doortrokt
3rd person singular trekt door trok door doortrekt doortrok
plural trekken door trokken door doortrekken doortrokken
subjunctive sing.1 trekke door trokke door doortrekke doortrokke
subjunctive plur.1 trekken door trokken door doortrekken doortrokken
imperative sing. trek door
imperative plur.1 trekt door
participles doortrekkend doorgetrokken
1) Archaic. 2) In case of inversion.